Lang heb ik na moeten denken toen mij gevraagd werd wat mijn beste retrogame aller tijden is. Niet omdat ik geen game kon bedenken, nee integendeel zelfs. Er waren twee games die er voor mij uitsprongen en dat maakte de keuze extra moeilijk. Keuze één was Donkey Kong Country, keuze twee was Jazz Jackrabbit. Ik ga jullie uitleggen waarom Donkey Kong toch heeft gewonnen.
Ik was 7 jaar oud en stond altijd te springen als mijn broer (hij was in dienst) terugkwam van de kazerne. Vaak kwam hij terug met allerlei weetjes of had hij weer iets spannends meegemaakt. Een andere reden dat ik stond te springen was omdat hij helaas altijd iets meenam naar de kazerne: de Super Nintendo Entertainment System, beter bekend als SNES. Wauw, wat was dat een prachtding en tussen al de games (Super Mario, Star Fox, Mr Nutz, Illusion of Time etc) sprong er één game altijd uit, een game die sowieso elk weekend gespeeld werd: Donkey Kong Country!
Want oh wat was het geweldig in elkaar gezet. Wanneer Kremlinbaas King K. Rool besluit de bananenvoorraad van de grote, luie aap te stelen is dit voor DK reden genoeg om ten strijde te trekken. Dit doet hij met behulp van zijn rechterhand Diddy Kong. Het spelen met deze twee apen zorgde voor een unieke gameplay. Diddy had als voordeel dat hij klein en lenig was, wat er voor zorgde dat hij net wat verder dan de dikke DK kon springen. Ook had Diddy als speciale aanval een radslag waarmee hij vijanden van het toneel kon vegen. Het nadeel van Diddy was echter dat hij klein en licht was, waardoor hij grote, gespierde vijanden niet kon verslaan. Hier kwam het gewicht van de grote, machtige DK goed van pas. DK kon met een speciale move tevens op de grond slaan zodat eventuele beloningen die daar verstopt zaten opgetrommeld konden worden.
Je hoort het al, de gameplay was simpel, maar toch oh zo doeltreffend. Wat Donkey Kong Country tevens zo interessant maakte was de spelwereld. Je begon onderaan het strand van het eiland en moest je weg omhoog vechten naar de top van de berg door levels te halen en uiteindelijk de eindbaas van elk level te verslaan.
Tijdens je avontuur kwam je langs een hele hoop levels die allemaal een andere setting hadden en een unieke manier van spelen vroegen. Zo had je levels in de jungle waarin je aan lianen slingerde om bijen te ontwijken, kwam je in mijnen waarin je in een karretje tegenliggende Kremlins moest ontwijken, mocht je zwemmen onder water terwijl haaien je aanvielen, kreeg je in een grot de springende Kremlins om je oren, moest je in een hevige storm door de top van de jungle je weg vinden of in ruïnes ratten die in een rad (snap je het nog?) voorblijven. Dit deed je niet altijd met de twee aapjes. Soms kreeg je ook nog hulp van andere dieren zoals kikkers die hoog konden springen, neushoorns die iedereen aan de kant maaiden met hun hoorns, zwaardvissen die haaien aan de kant prikten of struisvogels die hard konden rennen en kort konden vliegen.
7 jaar… 7 jaar was ik toen ik kennis maakte met Donkey Kong Country. Ik heb er drie jaar over gedaan om de game uit te spelen. Drie jaar om uiteindelijk op het schip van King K. Rool te komen en zijn kont te schoppen. Ik heb miljoenen, zo niet miljarden bananen verzameld voor leventjes (elke 100 bananen was 1 leven). En zelfs in de tijd daarna ben ik DKC blijven spelen. Dit was één van de games die begreep dat gamen om de fun gaat. Dit was zo’n game waarbij er niet direct bij elk gehaald level een cutscene kwam. Dit was zo’n game die begreep dat een gamer niet op laadtijden zit te wachten. Dit was zo’n game die begreep hoe een goede platformer hoorde te zijn. Dit is zo’n game die een 24-jarige gamer nog steeds laat glimlachen en laat genieten van die goede oude tijd.